Verjaring is een fenomeen dat door juristen wordt gebruikt, gevreesd en meer dan eens voor stof tot nadenken zorgt. Onlangs diende de Hoge Raad zich uit te laten over zo’n  verjaringsvraagstuk. Lees hier meer over het oordeel van de Hoge Raad.

Verjaring

Verjaring betekent – kort gezegd – dat een vorderingsrecht teniet gaat of ontstaat omdat men te lang heeft stil gezeten. De termijnen hiervoor verschillen per rechtsvordering. Je kunt de verjaring in veel gevallen “stuiten”. Dit wil zeggen dat je een handeling verricht waaruit blijkt dat je aanspraak maakt op een bepaald vorderingsrecht, zodat het verstrijken van de verjaringstermijn wordt voorkomen.

HR 26 januari 2018

Het verjaringsvraagstuk waarover de Hoge Raad zich op 26 januari 2018 heeft uitgelaten, had betrekking op een schadevordering van een werknemer op een werkgever naar aanleiding van een arbeidsongeval op 8 november 2001. Door de verzekeraar van de werkgever werd de aansprakelijkheid erkend en een schaderegelingstraject opgestart. De schade die de werknemer had geleden t/m 2004 werd definitief geregeld, ten aanzien van de schade tot 2008 werd een voorschot betaald. In 2008 werd nogmaals een voorschot betaald. Hierna kwam de schaderegeling echter in een impasse terecht. De werknemer besloot zijn werkgever in 2011 alsnog te dagvaarden om de overige schadevergoeding te verkrijgen.

Artikel 3:318 BW

De werkgever stelde zich in de procedure bij de rechtbank en het Hof op het standpunt dat de vordering van de werknemer was verjaard. In artikel 3:318 BW is echter geregeld dat erkenning van het recht (rechtsvordering) de verjaring van de rechtsvordering stuit tegen degene die het recht erkent. Dit was relevant in deze zaak, omdat de verzekeraar van de werkgever de aansprakelijkheid had erkend. De vraag die centraal stond, was of de verzekeraar als belangenbehartiger van de werkgever kon worden beschouwd en de aansprakelijkheid dus namens de werkgever was erkend. In dat geval zou de verjaring in verband met artikel 3:318 BW door de erkenning zijn gestuit. De rechtbank en het hof vonden van niet en oordeelden dat de vordering van de werknemer was verjaard.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad overwoog dat vast stond dat de verzekeraar rechtsgeldig namens de verzekerde de aansprakelijkheid voor de schade heeft erkend, en dat die verzekeraar in vervolg daarop met de werknemer in onderhandeling was getreden over de schadeafwikkeling. Als een verzekeraar in een dergelijk geval al niet op grond van de polisvoorwaarden (ook) bij de schadeafwikkeling optreedt als vertegenwoordiger van de verzekerde, geldt – behoudens bijvoorbeeld andersluidende mededeling van de verzekeraar of de verzekerde – in elk geval als uitgangspunt dat de benadeelde op een zodanige vertegenwoordigingsbevoegdheid mag vertrouwen. Oftewel: de beslissing van het hof gaf blijk van een onjuiste rechtsopvatting, of was onvoldoende gemotiveerd. De uitspraak werd vernietigd en is terugverwezen naar een ander hof.

Het is dus altijd belangrijk om goed stil te staan bij de mogelijkheid van verjaring. In dit geval lijkt de werknemer aan de verjaring te gaan ontsnappen. Twijfelt u over een mogelijke verjaring? Bel ons gerust!

De volledige uitspraak leest u hier.